Hans Everaert: Deep Time

We vinden geen teken van een begin, noch een vooruitzicht op een einde - James Hutton (1788)

Vastberaden ging de Schot James Hutton in tegen de heersende overtuiging dat de gesteenten van onze aardkorst hun vorm en ontstaan ontleenden aan de zondvloed. De mythe rond deze prehistorische super-tsunami werd nagenoeg overal verteld: in de bijbel, de koran, het Gilgamesj-epos, de Indische Veda’s en ook de Masaï waren overtuigd van dit verhaal. In 1788 veegt Hutton dit als onzin van tafel en benoemt hij de lang lopende cyclische werking van sedimentatie en erosie als de belangrijkste geologische gebeurtenissen. Omdat hij in zijn onderzoek van de aardlagen geen aanduiding vindt van een beginpunt voor het ontstaan van de aarde lanceert Hutton het begrip ‘deep time’. Brutaal en ongehoord want volgens hem is de aarde geen 6000 jaar oud zoals steevast beweerd werd, maar bestaat ze reeds miljoenen, mogelijk zelfs miljarden jaren lang.

Zelfs vandaag wordt ons besef van het fenomeen tijd door dergelijke tijdspannes zo waanzinnig overschreden dat het de geest doet duizelen. Met dergelijke dimensies worden we ver buiten onze alledaagse beperkte tijdsbeleving gecatapulteerd, maar precies dat gevoel van grenzeloosheid wil Hans Everaert in zijn artistiek oeuvre verbeelden. Anderzijds kan men de vraag stellen of het wel mogelijk is om via beelden iemand los te wrikken uit het alledaagse. Alleszins verklaart deze picturale ambitie zijn schilderkundige evolutie waarbij de kunstenaar zich gestaag verwijderde van figuratieve of herkenbare vormen. Nu geeft het vermogen om dingen te benoemen ons wel enig zicht en een zekere mate van grip op de werkelijkheid - een gegeven dat (hopelijk) niemand ontkent. Maar er is uiteraard een wezenlijk verschil tussen ‘zicht’ en ‘inzicht’, waarbij men peilt naar datgene wat de alledaagse ervaring overstijgt. Die zoektocht naar inzicht komt overeen met de artistieke vluchtlijn die Hans nastreeft. Ze leidt tot een andere focus en wil een nieuw perspectief bieden.

De fascinatie van de kunstenaar voor het begrip ‘deep time’ laat een geologisch vocabularium toe om zijn schilderspraktijk te verwoorden. De genese van zijn schilderijen is vergelijkbaar met dewerking van sedimentatie en erosie. Gelijkaardig evoceren zijn schilderijen eenzelfde primaire dynamiek en reminisceren ze aan groei en ontwikkeling. Onthecht van een figuratief eindpunt, hoopt hij picturaal materiaal op en laat het bezinken op het schildersdoek. Dit proces wordt afgewisseld met een eroderende component waarbij materie al schrapend weghaald wordt en slechts als spoor achterblijft. Verder blijft de vinnigheid van de borstelsporen in de compositie steeds duidelijk leesbaar waardoor men het geheel als een kleurrijk krachtenveld ervaart. Door gebruik te maken van glacerende, transparante verf, blijven onderliggende lagen voor het oog zichtbaar zodat overtuigende dieptewerking ontstaat. Via deze werkwijze ontstaat een heuse stratigrafie die een temporele dimensie oproept.

Recent verruimde Hans zijn schilderpraktijk met het medium film, een discipline waarin hij al jaren professioneel actief was als producent. Op die manier ontwikkelt hij een tweeledig spoor waarin figuratie en abstractie een dialoog aangaan met de complexiteit van het verschijnsel tijd.

Voortwerkend in de geest van zijn schilderijen verwondert het niet dat Hans in zijn films diverse expressieve middelen hanteert. Om een standaard mooi plaatje te bekomen, zo schrijft de regel voor, mag het beeld nooit onder- of overbelicht zijn. In het videowerk van Hans stelt men vast dat hij het dynamisch bereik van het licht aftast en bewust kiest voor ruis op het beeld. Regelmatig raakt het filmisch materiaal zo verzadigd dat het nagenoeg opgeslorpt wordt door het licht met een fascinerende atmosfeer als gevolg. Gecombineerd met een uitgekiend spel van scherptediepte ontstaat een bevreemdende omgeving die feitelijkheid en fictie verenigt.

De videofilms ‘Deep Time #1A’ en ‘Deep Time #1B’ vormen een diptiek en hebben dezelfde soundtrack. Die is niet van de minste: Hans kreeg de toelating om een mix te maken van 2 soundscapes uit ‘Lost Highways’ van Lee Ranaldo, de medestichter van de noise rockband ‘Sonic Youth’. Een interessant detail voor deze context is dat Ranaldo een fervent bewonderaar blijkt te zijn van Robert Smithson. Deze land art-kunstenaar slaagde er in om kunst en landschap intrigerend met elkaar te versmelten. In een email-conversatie over ‘Lost Highways’ met de Nederlandse criticus Roland Groenenboom, schrijft Ranaldo: ‘The road is serving as a metaphor for a particular psychological state of mind, one that includes the idea of escape and also the freedom of the open road, as representative of endless possibilities – around every bend a new adventure, a new life perhaps’.

In ‘Deep Time #1A’ schuiven beelden als lagen over elkaar heen en wordt de flow in de montage gedomineerd door overvloeiing. De camera doolt in het landschap rond als een menselijk oog en soms knippert de lens alsof ze antropomorf geworden is. Het bewust gebruik van onscherpte vestigt de aandacht minder op objecten, maar op primaire gegevens zoals grijswaarden. Door de wisseling van close ups en panoramische beelden ontstaat een meeslepend caleidoscopisch effect. Het landschap verschijnt als silhouet en lijkt daardoor onbestemd, maar in feite is het heel concreet: de Kalmthoutse Heide. Het is een plek waar de kunstenaar een nauwe band mee heeft. De mooiste parallel tussen dit specifieke duinlandschap met zandverstuivingen en de film kan men typeren met ‘verwaaien’: de auteur wenst de werkelijkheid evenmin te fixeren.

In ‘Deep Time #1B’ dringen landschap en natuurlijke elementen door tot de zoom van de stad en worden er omkeringen tussen beiden gesuggereerd. Zo stuiteren vissen, vrij maar in levensnood, op het droge terwijl de mens vertier zoekt in of bij het water. Het majesteuze verticalisme van een boom uit het ene luik transformeert in het andere tot een wolkenkrabber. Een draaiende ventilator aan een plafond vormt een leitmofief in dit filmisch gedicht. Analoog aan het openingshot met druppelend water verwijst de propeller (als een gemechaniseerde gedaante van de wind) naar de eroderende krachten in de natuur. Met een wandelende figuur die via de rugzijde in beeld gebracht wordt, ontstaat trouwens een gelijkenis met de solitaire personages die de romantische schilder Caspar David Friedrich opvoert. Het landschap is bij Everaert eveneens een mentale omgeving geworden. Hij evoceert een ervaring in een landschap waarin de mens slechts een passant is. Getrouw aan de denkwereld van James Hutton creëert hij een universum dat wegzoomt uit het alledeaagse beeldkader om, zonder begin of eind, naar een groter geheel te kunnen kijken.

Stef Van Bellingen, september 2019