De vege tekens van Hans Everaert

Als men naar de werken van Hans Everaert kijkt, heeft men het gevoel van een ‘luchtballonperspectief’. Eens iets anders dan dat van een vogel of een kikvors. Respectievelijk teveel schuin naar omlaag of naar omhoog. Hans Everaert is allicht niet aanwezig in ‘De wereld vanuit een luchtballon’ (2013), een boek dat de invloed van deze uitvinding uit 1783 op vele facetten van de cultuur weergeeft. Ten onrechte, want dat is nochtans de eerste indruk die ik krijg als ik mijn blik over zijn werken laat glijden. Het is alsof men vanuit een dalende pionier van de luchtvaartgeschiedenis de aarde nadert. Dit zowel vlakke als ruimtelijk effect krijgt men als aanvangservaring bij een eerste visuele aftasting.

Men ziet echter geen groter wordende mensjes of huisjes, maar strepen. ‘Strepen’ lijkt me het juiste woord. Geen ‘lijnen’, daar kleeft te veel rationaliteit aan vast: ‘de kortste afstand tussen twee punten is de rechte’ en ‘tussen de lijnen kleuren’ blijft pedant autoritair naklinken. Everaert houdt meer van omwegen. Niet voor niets. De omweg is de kern van elke kunst. Maar ‘op zijn strepen staan’ gooit roet in mijn etymologische badinage om een goed woord te vinden voor het schildersgebaar van Hans Everaert. ‘Vegen’ zou beter zijn. Dat geeft de ongewenste zuiverheid beter weer. Een veeg op de muur wordt niet met een liniaal aangebracht. Een ‘veeg’ roept ook het hachelijke op waarin zijn werken baden. De sfeer is snijdend netelig, geen frivole tierlantijntjes van de feestruimte. Wel afgebakende eenzaamheid: een open wereld van de leegte. Een veeg kan al eens de pan uit vliegen.

Neerzijgend met de luchtballon ziet men in de reeks werken waaruit door curator Sven Vanderstichelen het beste zal gekozen worden voor de Herzeelse tentoonstelling, slechts twee tableaus met enige referentie aan het ware leven van alledag. Zie ik de rode wijnranden van magnumflessen op tafels waaraan feestende reuzen geschranst hebben? Of zijn het slechts uit de losse pols getrokken rode cirkels die hoelahoep spelen met elkaar? Of zinspelingen op de kwadratuur van de cirkel? Hoe dan ook, achter elke Mondriaan zit god verscholen. Zie ik de gecontroleerde remsporen van motorbanden van aanstormende Hells Angels? Of zijn het zwierige zwarte arabesken? Allicht behoren deze twee evocaties tot de soort van de psychologische Rorschachtesten.

Hans Everaert werkt abstract. Hij experimenteert met wat verf inhoudt, met haar potentie. De abstracten van vandaag schuwen referenties aan de realiteit niet zoals de avant-garde dat deed. Robert Delaunay’s werk geleek teveel op vensterramen om tot de club te behoren en in België werd Jan Burssens uitgesloten in Art Abstrait omdat uit zijn lyrische verfbrei reeds de aanzet van gedaanten verscheen. De Belgische hogepriester van de abstracte kunst, Michel Seuphor, had immers, vanuit Parijs, in het eerste basisboek over deze vernieuwende stroming, beslist dat er geen enkele herinnering aan de werkelijkheid mocht opdoemen. En zo geschiedde.

Deze houding is lang verleden tijd. Het behoort tot één van de vele vruchtbare correcties op het modernisme vanwege het postmodernisme om dit purisme te doorbreken. Abstractie is niet langer fundamenteel/fundamentalistisch exclusief. Roept het iets op dan roept het iets op, het weze zo. Zakkend met mijn luchtballon zie ik geen figuratieve openlucht rotstekeningen die Erich van Däniken deden besluiten dat ze het werk waren van goddelijke astronauten die eerlang onze planeet bezochten. Toch merk ik iets op. Ik neem allusies op de ruimtelijkheid waar, soortement grondplannen. Men kan niet niet betekenen en het gezwabber met verf op doek van Hans Everaert laat sporen na die in de hand gehouden uit de hand vloeien. Hij brengt holderdebolderend verf aan, maar het blijft gecontroleerd slippen. Ontstaan er zo vervaagde speelpleinlijnen of de afbakening van plaatsen van misdaden? Men weet het niet. Zijn coloriet verwijst zowel naar droef- als naar blijheid, naar gelukkig-zijn als naar verborgen leed. Sowieso zit er beweging in. Reizen geeft zowel vreugde als stress. De reis is niet los te maken van tekens. Ze zijn nodig om zich te oriënteren doorheen de ruimten. Maar zelfs de beste gps verschaft geen zekerheid. Sporen zijn uitwisbaar en verkeerd interpreteerbaar. Ze verwijzen naar afwezigheden en laten ons daarom vaak in het ongewisse. Zijn werk wekt een labyrintisch gevoel op. Ondertussen is de luchtballon geland en staan we oog in oog met de schilderkunst van Hans Everaert. Het is steeds moeilijk om een jonge kunstenaar te situeren zonder hem dood te klasseren of te zwijgen. Zeker met de recentste generaties die het gehele arsenaal van het reeds geschilderde als staalkaart hebben.

Wat is het werk van Hans Everaert niet? Het is geen lyrische abstractie. Jackson Pollock danste als een indiaan ritueel verf sprenkelend op het canvas dat plat op de grond lag met een fles vuurwater in de buurt. Willem de Kooning verkrachtte vrouwen gelukkig met zijn verfpenseel, niet met dat van de liefde. Een dergelijke lyriek vindt men bij Hans Everaert niet. Zijn schildersmateriaal is overigens even poëtisch als de deegrol in een huwelijk, nl. eigenhandig ingekerfde aftrekkers in verschillende maten, ja, vloerwissers. Daarmee brengt hij zijn vegen aan. Uiteraard volgens een sterk lichamelijk bepaald ritme. Een kunstenaar kan niet anders dan die determinatie (de hand van de meester) in zo groot mogelijke mate verder zichzelf te laten bepalen. In de beperking toont zich de meester. Toch is Hans Everaert geen gestueel schilder, zoals bv. Antoine Mortier. Hij beoogt een ruimtelijk resultaat, geen spoor van een gebaar. Zijn techniek staat dicht bij deze van Bram Bogart die het graag had over de essentiële actie: ‘de schrap erin’. Maar Hans Everaert schildert dun, soms vrij transparant. Hij is geen materieschilder die zijn kracht moet halen uit de dikte van de verf al dan niet in lagen aangebracht eventueel direct vanuit de tube of met schildersmes. Dat geeft zijn werk een aarzelende soberheid. Een veeg is een veeg is een veeg. Niet altijd een roos. Dat brengt hem in de buurt van de fundamentele schilderkunst die het effect van de eenzame verftoets wou uitproberen of het resultaat van het aanbrengen van lagen met verdwijnende transparantie. De klassieke kwast is hier essentieel. Een gemanipuleerde aftrekker is een te objectief medium. Hans Everaert kijkt niet op een vlek of spat en de uitlopende sporen waar zijn armbeweging ophoudt zijn constitutief voor zijn oeuvre. Het laat zijn werken vibreren. Het brengt een vluchtige beweging op het doek. Hierdoor ontstaat er een verband met de dirty painting stijl van het ugly realism. De lelijkheid van de realiteit wordt erin benadrukt door op een zeer onpropere manier met verf om te gaan en door kleuren naar elkaar te laten bijten. Alles met de bedoeling om andere schoonheidssystemen te beproeven. Zoals de naam het zegt, past ‘realisme’ zeker niet bij het werk van Hans Everaert.

Het is dan ook niet de bedoeling zijn werk te vatten. Zeggen wat iets net niet is, lijkt me ook verduidelijkend. ‘Everaert is Everaert’ is een verantwoorde tautologie als het kunst betreft. En ik, ik laat mijn luchtballon weer stijgen.

Willem Elias

  • Decaan Faculteit Psychologie en Educatie (VUB)
  • Voorzitter HISK
  • Aantredend Voorzitter Koninklijke Vlaamse Academie van België voor Wetenschappen en Kunsten.

Willem Elias, Mei 2014